Beklaagde werpt nog op dat zij elk opzet ontkent. Voor de feiten van tenlastelegging A (artikel 20 Vlaamse Wooncode) is echter geen algemeen of bijzonder opzet in hoofde van beklaagde vereist.
Beklaagde geeft in haar conclusie aan dat zij steeds in de veronderstelling was geweest dat de betreffende gasgeisers aan de toepasselijke normen voldeden, aangezien zij dacht dat het de federale regelgeving was die diende te worden nageleefd, en niet de Vlaamse. Beklaagde roept hiermee de rechtsdwaling als grond van schulduitsluiting in. Als sociale huisvestingsmaatschappij die duizenden woningen verhuurt, diende beklaagde evenwel op de hoogte te zijn van de toepasselijke wetgeving. De eventuele dwaling in haar hoofde kan dan ook bezwaarlijk als onoverwinnelijk worden bestempeld.