De eerste beklaagde is mede-eigenaar van het onroerend goed en regelde blijkens het strafdossier de praktische kant van de verhuring, zoals het ondertekenen van de contracten, de uitvoering van herstellingswerken en het cash ontvangen van sommige huurgelden. De tweede beklaagde was ook mede-eigenaar van het onroerend goed en was, zoals blijkt uit haar verklaring waarin ze instemde met de verklaring van de eerste beklaagde, ook op de hoogte van de verhuring en genoot mee van de inkomsten.
- De beklaagden voeren aan dat zij onwetend waren over de regelgeving en dat er dus geen opzet aanwezig is.
De beklaagden hadden zich echter correct moeten informeren over de wettelijke verplichtingen om hun onroerend goed te verhuren en hadden de woningen moeten
renoveren op een wijze dat deze beantwoordden aan de minimale decretale normen van de Vlaamse Wooncode alvorens deze te verhuren. Zij dienden ook nadien toe te zien op het
behoud van die toestand.