Alhoewel de herstelvordering tot de strafvordering behoort, kan toch worden aangenomen dat het Hof met de beslissing over de herstelvordering, gelet op het burgerrechtelijk karakter ervan, uitspraak deed over burgerlijke belangen in de zin van art. 1122 al. 1 Ger. W.. Het feit dat het openbaar ministerie ter zake de herstelvordering uitoefent staat aan deze vaststelling niet in de weg, vermits krachtens art. 138, 5de lid Ger. W. het openbaar ministerie in burgerlijke zaken mag optreden wanneer een bepaling die de openbare orde raakt wordt miskend en deze miskenning een toestand schept die de openbare orde in gevaar brengt en derhalve niet mag worden behouden. Wanneer eiser op derdenverzet met de vordering enkel het behoud beoogt van een toestand in strijd met de openbare orde, heeft hij geen rechtmatig belang, en is zijn vordering ontoelaatbaar.