Hof van Beroep Antwerpen | 11-06-2014

Referentie:
WI
Type rechtbank:
Hof van Beroep
Jurisdictie:
Antwerpen
Trefwoorden per materie:
Grondslag
Stopzetting van verhuring
Rechter beoordeelt opportuniteit / modaliteiten
Wonen
  • Het is niet van belang of de woning nu al dan niet geschikt is voor bewoning of niet. Een woning dient te voldoen aan alle elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten conform art. 5 van de Vlaamse Wooncode alvorens de wooninspecteur besluit dat zijn herstelvordering zonder voorwerp is, hetgeen hier niet het geval is.

 

2. Tevens beweert beklaagde ten onrechte dat de herstelvordering zonder voorwerp is geworden om reden dat hij het pand niet meer verhuurt en zelf bewoont. Op grond van art. 20bis van de Vlaamse Wooncode kan het hof naast de straf de beklaagde bevelen om werken uit te voeren om de woning te laten voldoen aan de woningkwaliteitsvereisten. Deze herstelvordering behoort tot de strafvordering maar heeft een burgerrechtelijk karakter. Als bijzondere vorm van teruggave beoogt zij het herstel in natura door

een einde te maken aan een onwettige toestand die uit het misdrijf is ontstaan. Immers, de bedoeling van de decreetgever door de invoering van de herstelvordering is dat de woningkwaliteit wordt bevorderd en dat er wordt vermeden dat verkrotte panden worden aangeboden voor verhuring of opnieuw worden bewoond in een verkrotte toestand.

 

Het feit dat er geen misdrijf meer is en het pand niet meer wordt verhuurd, doet geen afbreuk aan het feit dat de rechter alsnog de herstelmaatregel moet bevelen teneinde te vermijden dat de overtreder slechts tijdelijk de verhuring stopzet en op deze wijze zou ontsnappen aan de herstelverplichting. Het feit dat beklaagde als eigenaar het pand

zelf bewoont, neemt niet weg dat dit maar een tijdelijke situatie kan zijn

waardoor beklaagde, na een eventuele afwijzing van de herstelmaatregel, alsnog het pand opnieuw verhuurt zonder dat het voldoet aan de minimale kwaliteitsvoorwaarden. Zolang de gebreken niet hersteld zijn en het pand niet voldoet aan de vereisten zoals bepaald in

art. 5 van de Vlaamse Wooncode, is de herstelvordering niet zonder voorwerp. Derhalve is het algemeen belang wel gebaat met het opleggen van een herstelvordering. Het opleggen van een herstelvordering houdt dan ook geen schending in van de eerbiediging van het privéleven zoals bepaald in art. 22 G.W. en art. 8 van het EVRM.

 

3. Ten onrechte beweert beklaagde dat de herstelvordering ongegrond is om reden dat er inmiddels een stedenbouwkundige vergunning werd bekomen voor het verbouwen van de woning tot een eengezinswoning. Beklaagde draait de wereld op zijn kop. Het is ingevolge het bekomen van deze stedenbouwkundige vergunning dat de wooninspecteur zijn herstelvordering wijzigt en niet langer de herbestemming dan wel sloping van het pand vordert. Gezien de oorspronkelijke herstelvordering van de wooninspecteur regelmatig werd aanhangig gemaakt , is het mogelijk om deze herstelvordering in de loop van het geding te wijzigen, uiteraard binnen de decretale bepalingen zoals bepaald in het art. 20bis van de Vlaamse Wooncode. Dit impliceert uiteraard niet dat de herstelvordering

zonder voorwerp is geworden.

 

Het hof is gehouden de herstelmaatregel te bevelen zoals gevorderd door de herstelvorderende overheid, maar dient deze wel op de interne en externe wettigheid te toetsen alsook te onderzoeken of ze strookt met de wet dan wel op machtsoverschrijding of machtsafwending berust. De herstelvordering van de wooninspecteur zoals geformuleerd in besluiten neergelegd ter zitting 14 mei 2014 (zijnde het wegwerken van alle gebreken aan het pand opdat deze voldoet aan de normen bepaald in art. 5 van de Vlaamse Wooncode) is zowel intern als extern wettig en beoogt, op gepaste, aangepaste doch noodzakelijke wijze het herstel van de gevolgen van de door beklaagde gepleegde misdrijven. Deze gewijzigde herstelvordering is gebaseerd op de in hoofde van beklaagde bewezen misdrijven en ten onrechte beweert beklaagde dat deze gewijzigde herstelvordering op een ander feit is geënt dan waarvoor hij definitief werd veroordeeld.

 

4. Deze herstelvordering is gemotiveerd vanuit het oogpunt van elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten en is derhalve niet kennelijk onredelijk. De gevorderde herstelmaatregel vindt derhalve steun in de elementen van het dossier en de aangevoerde motieven, meer bepaald het laatste proces-verbaal met gevoegde foto's. Ten onrechte beweert beklaagde dat de herstelmaatregel in besluiten niet voldoende is gemotiveerd. De wooninspecteur is herhaaldelijk ter plaatse geweest en stelt vast dat het

pand nog steeds niet in orde is. Immers, op … stelt hij vast dat de werken nog steeds bezig zijn en er nog elementaire elektriciteitswerken en andere werken moeten uitgevoerd worden zodat het pand niet voldoet aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en

woonkwaliteitsvereisten zoals vereist in art. 5 van de Vlaamse Wooncode. De herstelmaatregel die bestaat uit het uitvoeren van werken om deze te laten voldoen aan de vereisten van art. 5 Vlaamse Wooncode strekt tot het integraal herstel, hetgeen impliceert dat het herstel dient bevolen te worden voor "alle gebreken'' en niet enkel de gebreken die

aanleiding hebben gegeven tot de strafvervolging. Het hof verwijst hier naar een niet gepubliceerd arrest van het Hof van Cassatie van 6 mei 2014.

 

Het opleggen van een dwangsom moet beklaagde ertoe aanzetten de herstelmaatregel uit te voeren. De verplichting tot het uitvoeren van de herstelmaatregel komt toe aan beklaagde en niet aan de wooninspecteur. Er is geen aanleiding om deze dwangsom te beperken in de tijd of tot een maximumbedrag.