De herstelvordering moet beschouwd worden als een vordering met een burgerlijk karakter. Het is voldoende dat het bewijs van de overtreding wordt geleverd opdat de rechter het herstel zou kunnen bevelen. De rechtbank beschikt hierbij niet over een opportuniteitsoordeel en moet zelfs ambtshalve het herstel bevelen. Zie ook VANDROMME, T., 'Een grotere slagkracht voor de Wooninspectie dankzij wijzigingen aan de Vlaamse Wooncode en het Kamerdecreet', R.W. 2007-08, 634-641. Uit stuk 1 van eiser blijkt dat op het pand van verweerders een stedenbouwkundige inbreuk rust. Het deel "woning" werd immers zonder stedenbouwkundige vergunning omgevormd tot kamers, hetgeen een inbreuk uitmaakt op art. 99,7° DRO. Er kan aldus niet tot een herstel van het pand bevolen worden, aangezien verweerders dan veroordeeld zouden worden om een stedenbouwkundig misdrijf te plegen.