Rechtbank eerste aanleg Mechelen | 31-10-2014

Referentie:
ME 005.2011
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Mechelen
Trefwoorden per materie:
Inbreuk op de kwaliteitsnormen
Bewijswaarde
Wonen

Het overgrote deel van de concreet vastgestelde gebreken, zoals hierna meer in detail aangehaald, vereist geen bijzondere deskundigheid doch betreft gebreken die op eerste zicht reeds door een leek kunnen worden vastgesteld (bv. barsten, loshangende stopcontacten, afwezigheid van lavabo, ontbrekende trapstijlen, beschadigde bepleistering of tegels, ...); de rechtbank ziet verder ook niet in waarom zou moeten getwijfeld worden aan de bekwaamheid van een wooninspecteur om het onderscheid te maken tussen insijpelend, condenserend, opstijgend of doorslaand vocht, los van het feit dat elk van dergelijk vocht een gebrek uitmaakt, en de rechtbank ziet al helemaal niet in welke meerwaarde enig labo-onderzoek naar de aangetroffen schimmels zou hebben (zelfs indien dergelijk labo-onderzoek zou kunnen uitwijzen dat de aangetroffen schimmels "smakelijk" zouden zijn, kan schimmelvorming in de bewoonde delen van een verhuurd pand niet getolereerd worden); er is volgens de rechtbank ook geen bijzondere deskundigheid vereist om te kunnen vaststellen dat een trap zonder trapleuning of met ontbrekende trapstijlen of traptreden onvoldoende veilig is.

 

Tot slot dient opgemerkt te worden dat de geldende veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten waaraan verhuurde wooneenheden dienen te voldoen, van toepassing zijn ongeacht de sociale klasse waartoe de bewoners van de verhuurde wooneenheden in kwestie behoren. Het eventuele uitblijven van klachten van de huurders is wat dit betreft ook zonder invloed op het strafbaar karakter van de verhuur van wooneenheden die niet aan de vereiste normen voldoen. Het argument van beklaagde dat hij verhuurde aan personen uit onderste laag van de bevolking, waarvoor andere bewoningsnormen zouden gelden, kan dan ook niet in aanmerking genomen worden bij de beoordeling van de voorliggende tenlasteleggingen

 

  • Verder is de rechtbank van oordeel dat beklaagde weliswaar kan gevolgd worden in zijn stelling dat niet is aangetoond dat de toestand van het pand vóór de datum van de vaststellingen steeds hetzelfde is geweest als op de datum van de vaststellingen, doch gelet op de concreet voorliggende vaststellingen is de rechtbank van oordeel dat zulks geenszins impliceert dat de incriminatieperiode dient te worden beperkt tot de datum van, de vaststellingen zelf.

Teneinde de in de tenlastelegging weerhouden incriminatieperiode te weerhouden dient geenszins bewezen te zijn dat alle op datum van de controle vastgestelde gebreken aanwezig waren gedurende de ganse incriminatieperiode, doch dient enkel bewezen te zijn dat de kamers gedurende deze ganse incriminatieperiode niet voldeden aan de elementaire kwaliteits- en veiligheidsnormen