Rechtbank eerste aanleg Gent | 27-06-2011

Referentie:
WI 4071.054
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Wonen

Bij de bepaling van het verbeurd te verklaren bedrag houdt de rechtbank rekening met de vorderingen van de burgerlijke partijen. Ten einde verwikkelingen bij de uitvoering van dit vonnis te voorkomen, wordt het vermogensvoordeel ten bedrage van de huurgelden die deze burgerlijke partijen betaalden, niet verbeurd verklaard, maar wordt aan deze burgerlijke partijen zelf een titel gegeven zoals hierna bepaald. [Volgt verplichte terugbetaling van de huurgelden aan de burgerlijke partij – huurder]. Art. 433quinquiesdecies Sw. is als zodanig niet van toepassing, gelet op de vrijspraak van de beklaagden voor de tenlasteleggging A3. De onderliggende bedoeling van deze bepaling is evenwel dezelfde als die van artikel 15, § 1, zesde lid Vlaamse Wooncode. Artikel 15, § 1, zesde lid Vlaamse Wooncode bepaalt immers dat ingeval de burgemeester overgaat tot herhuisvesting de kosten van ontruiming, van vervoer of stockering van de goederen van de bewoners, de installatiekosten in de nieuwe woning en een deel van huur of verblijfskosten op de eigenaar kunnen worden verhaald. Artikel 17bis, § 8 Kamerdecreet bepaalt dat het vonnis van de rechter “de wooninspecteur en het college van burgemeester en schepenen” machtigt om de kosten bedoeld in artikel 15, § 1, zesde lid van de Vlaamse Wooncode op de overtreder te verhalen. Uit deze bepalingen volgt dat de stad Gent, die de kosten van herhuisvesting heeft gemaakt, gerechtigd is deze kosten krachtens artikel 1382 B.W. te verhalen op de beklaagden. Uit de geciteerde bepalingen volgt immers dat het niet de bedoeling is dat deze kosten ten laste van de overheid zouden blijven. Het feit dat thans alleen de tweede beklaagde de woning bewoont, staat niet aan de gegrondverklaring van de herstelmaatregel in de weg. De dader van het misdrijf van krotverhuur is overeenkomstig artikel 17bis Kamerdecreet ertoe gehouden het onroerend goed te laten voldoen aan de woonkwaliteitsnormen. Het feit dat thans één van de beklaagden de woning bewoont, stelt de beklaagden niet vrij van de uitvoering van de herstelmaatregel die tot doel heeft te waarborgen dat de woning op rechtmatige wijze op de woonmarkt ter beschikking is. Dit moet beletten dat de woning opnieuw als niet-conforme kamerwoning of eengezinswoning zou worden verhuurd of ter beschikking gesteld, onverminderd de vaststelling dat de woning thans door de eerste beklaagde aan de tweede beklaagde ter beschikking wordt gesteld. De huurders zijn ongetwijfeld personen die in een precaire sociale toestand verkeren. Het feit dat deze personen hun toevlucht moeten nemen tot de huur van kamers, maakt dit op zichzelf al waarschijnlijk.