Rechtbank eerste aanleg Gent | 07-11-2011

Referentie:
GE 022.2009
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Herbestemming / sloop
Uitvoerbaar bij voorraad
Verzwarende omstandigheid - gewoonte
Oogmerk om misbruik te maken
Ruimtelijke Ordening
Dader, mededader, medeplichtige

De tweede beklaagde is mede-eigenaar van het pand. Deze hoedanigheid houdt in dat zij juridisch medezeggenschap heeft over de rechten verbonden aan het pand zoals onder meer de verhuring. De loutere vaststelling dat het pand verhuurd werd toont aan dat zij haar instemming hiermee betuigde - hetgeen overigens ook blijkt uit haar verklaring - alsook met de modaliteiten ervan . Waar de verhuring de facto grotendeels werd behartigd door haar man, dient te worden vastgesteld dat zij daar impliciet volmacht toe gaf. De tweede beklaagde was geenszins onwetend in verband met de verhuur van het pand. Uit haar verklaring blijkt dat ze vrij gedetailleerd op de hoogte is wat betreft het verloop van de verhuur. Ze weet ook te vertellen dat er sedert ze het pand aankochten, geen verbouwingswerken werden uitgevoerd. Ze stelt dat het de eerste beklaagde was die alles regelde maar ze is wel in staat om aan de verbalisanten onmiddellijk 10 mappen te overhandigen met de documenten inzake de verhuur van het pand. Hoe dan ook was de tweede beklaagde op de hoogte van de huurgelden die aan haar echtgenoot maandelijks cash in de hand werden betaald. Ze kan ook niet onwetend geweest zijn van het besluit tot ongeschiktverklaring, dat immers ook aan haar als medeëigenaar werd gericht. De gewoonte komt concreet tot uitdrukking in het feit dat de niet-naleving van het Kamerdecreet geen toevallige en eenmalige overtreding was maar meermaals en voortdurend plaats vond en het gevolg was van verschillende tekortkomingen. De ongeschiktheid van de kamers is in casu niet het gevolg van één enkel structureel gebrek maar vindt zijn oorsprong in gebreken van verschillende aard die deels te wijten zijn aan de onvergunde omvorming van de eengezinswoning in een kamerwoning, deels aan een algemene verwaarlozing van het gebouwen deels aan een zeer verregaand verzuim om vastgestelde gebreken te herstellen. Door de uitvoering van werken zou het aantal (regelmatig vergunde) woongelegenheden worden gewijzigd. Een stedenbouwkundige vergunning zou bijgevolg moeten worden aangevraagd voor welke handelingen ook (art. 2.2 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is). Deze vergunning kan niet worden verkregen aangezien de woning een beschermde eengezinswoning is overeenkomstig het bouwreglement van de stad ... Er bestaat bijgevolg een onoverkomelijk beletsel om de kamers geschikt te maken voor verhuring overeenkomstig het Kamerdecreet. De herstelmaatregel zoals gevorderd door de Wooninspecteur. is bijgevolg gegrond. Om te vermijden dat de beklaagden de uitvoering van de werken en de herbestemming zouden uitstellen en de onveilige en onregelmatige woonsituatie in voorkomend geval blijft voortbestaan. is het aangewezen de gevorderde dwangsom op te leggen en de uitvoerbaarheid bij voorraad te bevelen.