Rechtbank eerste aanleg Gent | 05-12-2011

Referentie:
GE 032.2009
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Herbestemming / sloop
Uitvoerbaar bij voorraad
Verzwarende omstandigheid - gewoonte
Oogmerk om misbruik te maken
Ruimtelijke Ordening
Onderscheid woning - kamer
Onachtzaamheid
Wonen
Dader, mededader, medeplichtige

Het staat daarentegen vast dat de beklaagde, die na het overlijden van haar echtgenoot zeggenschap over het pand had, huurder … het pand heeft laten bewonen en huur is blijven innen. De beklaagde verhuurde bewust en vrijwillig het pand. De beklaagde voert niet aan te hebben gehandeld onder invloed van een schulduitsluitingsgrond, zoals overmacht of onoverkomelijke dwaling, of van een rechtvaardigingsgrond, zoals noodtoestand en dit blijkt evenmin uit het dossier. De moeilijke toestand waarin zij sociaal en familiaal verkeerde, levert als zodanig geen overmacht op. De rechtbank onderstreept dat het besluit tot ongeschiktverklaring dateert van 30 april 2009, dat het pand in november 2009 nog steeds bewoond was en dat niet blijkt dat de beklaagde in die periode enig initiatief nam om de verhuring van het pand te beëindigen. Door een niet-geschikte en uiteindelijk onbewoonbare ruimte te verhuren, handelde de beklaagde in strijd met wat een normaal zorgvuldige en vooruitziende persoon, geplaatst in dezelfde feitelijke omstandigheden zou hebben gedaan. Zoals vastgesteld op 12 november 2009 werden bepaalde kamers op dat ogenblik afzonderlijk bewoond door D.S. (vermeld in tenlastelegging BI) en V.R. en A.A. Uit het dossier blijkt niet met zekerheid dat de verhuring van afzonderlijke kamers aan de beklaagde toe te rekenen is. De beklaagde kon ervan uitgaan dat het ging om familieleden van M. die samen met M. de verdiepingen betrokken. De mogelijkheid dat M., nadat zijn familie terugkeerde naar Bulgarije, de woning zelf onderverhuurde, is reëel, gelet op zijn verklaring dat hij de huur verzamelde en overmaakte aan de beklaagde. Het kan worden betwijfeld dat wanneer de beklaagde aan M. meedeelde dat er werken moesten worden uitgevoerd - zodat, zoals M. verklaart, hij zijn familie naar Bulgarije terugstuurde zijzelf dan nieuwe huurders in de woning zou hebben toegelaten. Minstens is er twijfel over de afzonderlijke verhuring van kamers die aan de beklaagde ten goede moet komen. De beklaagde werd uitgenodigd zich te verdedigen over een eventuele heromschrijving van de ten laste gelegde feiten als een overtreding van de Vlaamse Wooncode in de veronderstelling dat haar geen verhuring van afzonderlijke kamers kon worden toegerekend en alleen de verhuring van de verdiepingen aan M. kon worden toegerekend. De beklaagde heeft zich hierover verdedigd. De ten laste gelegde feiten worden bijgevolg heromschreven zoals hierna in het beschikkend gedeelte vermeld. De heromschreven feiten zijn dezelfde feiten als degene waarop de oorspronkelijke tenlasteleggingen BI tot en met B4 betrekking hebben. De gebreken die werden vastgesteld, waren van die aard dat zij, ook zonder verdere opsplitsing in kamers, de onbewoonbaarheid van de hele woonentiteit meebrachten.