Rechtbank eerste aanleg Gent | 01-12-2009

Referentie:
WI 4054.001
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Vermeldingen in het huurcontract
Vernielingen door de huurder
Grondslag
Herstel door niet-eigenaar
Wonen

Uit de stukken blijkt dat het verhuurde goed op 25 april 2001 beantwoordde “aan de elementaire vereisten van veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid, zoals wettelijk vereist”. Dit bewijst niet dat de woning toen beantwoordde aan alle voorschriften van de Vlaamse Wooncode. (…) Dit bewijst ook niet dat het goed, zoveel jaren later, ten tijde van de ten laste gelegde feiten, nog steeds voldeed aan de voorschriften van de Vlaamse Wooncode. Weliswaar tonen de foto’s in het dossier aan dat de huurders waarschijnlijk ernstige schade hebben veroorzaakt. De huurders kunnen evenwel niet verantwoordelijk worden gesteld voor… Met deze 23 strafpunten op het technisch verslag die met zekerheid aan de eigenaars zijn toe te schrijven, moet ook al besloten worden tot ongeschiktheid van de woning. Dat de huurders waarschijnlijk schade aanbrachten sluit dus de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaars niet uit. De beklaagden hebben hun toestand van onwetendheid zelf in de hand gewerkt. De wet stelt principieel diegene die een woning verhuurt of ter beschikking stelt aansprakelijk voor de conformiteit ervan aan de gezondheids-, veiligheids- en woonkwaliteitsnormen. Niet alleen bij het tot stand komen van de huur, maar ook tijdens de verdere duur ervan. Dit houdt een bijzondere verantwoordelijkheid in. … De rechtbank besluit dat de eigenaars bewust niet hebben willen weten wat er met de woning op het vlak van de gezondheids-, veiligheids- en woonkwaliteitsnormen gebeurde. De beklaagden zijn hiervoor aansprakelijk. Terecht wordt er namens de Vlaamse Wooninspecteur op gewezen dat de plicht om te herstellen rust op de overtreder. Herstel is immers een vorm van teruggave die erop neerkomt dat de gevolgen van het misdrijf ongedaan moeten worden gemaakt. Het feit dat het onroerend goed ten aanzien waarvan het herstel in de vorige staat werd bevolen, werd verkocht, doet voor de veroordeelde geen onmogelijkheid ontstaan om nog gevolg te geven aan de verplichting tot herstel in de oorspronkelijke toestand. De nieuwe eigenaar dient het opgelegde herstel te ondergaan, en de eigendomsoverdracht verhindert niet dat de veroordeelde tot zodanig herstel zou overgaan.