Dat beklaagden geen huisjesmelkers zijn en wat ze zelf noemen "te goeder trouw" waren, doet hieraan geen afbreuk. Vooreerst worden beklaagden niet vervolgd voor het misdrijf 'hulsjesmelkerij'. Verder volstaat het voor de strafbaarstelling dat ze wetens en willens inbreuk pleegden op de bepalingen van het Kamerdecreet. Dit is het geval: ze handelden bewust en vrijwillig, zonder dwaling of dwang en uit niets blijkt het tegendeel.
De rechtbank volgt de stelling van beklaagden niet dat het niet bewezen is dat de gebreken die door de Wooninspectie werden vastgesteld op 10 augustus 2010, reeds aanwezig waren op 1 juli 2009. (…) Bovendien zijn de gebreken die werd vastgesteld op 10 augustus 2010 van die aard dat ze al geruime tijd en zeker vanaf 1 juli 2009 aanwezig moeten zijn geweest. Bij wijze van voorbeeld verwijst de rechtbank naar het ontbreken van een keukenfunctie of sanitair in bepaalde kamers, de ontoereikende nettovloeroppervlakte, e.d. Op 10 augustus 2010 waren het buitenschrijnwerk en de beglazing nog steeds beschadigd en gebrekkig. Dergelijke gebreken ontstaan niet 'plots’, op één welbepaalde dag, maar zijn het gevolg van jarenlange verwaarlozing en gebrekkig onderhoud en het niet naleven van de wettelijke voorschriften ter zake.
Van de bewering van beklaagden dat de gebreken hoofdzakelijk het gevolg zouden zijn van vandalisme en wandaden gepleegd door de huurders, ligt geen bewijs voor. Deze bewering is trouwens ongeloofwaardig: het ontbreken van sanitaire voorzieningen, het ontbreken van een keukeninstallatie e.d., is de verantwoordelijkheid van beklaagden als verhuurders.