Rechtbank eerste aanleg Antwerpen | 02-05-2011

Referentie:
WI 1002.017
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Antwerpen
Trefwoorden per materie:
Wonen

De stad...vordert op grond van art. 15 Vlaamse Wooncode en ondergeschikt op grond van art. 1382-1383 BW de kosten terug van bepaalde prestaties. De rechtbank merkt op dat dit kosten zijn die inherent zijn aan de gecoördineerde actie, die werd uitgevoerd door de Lokale Politie, Vlaamse Wooninspectie, Agentschap Inspectie RWO, Sociale Zaken en Woondienst van de stad ... (st. 126). De actie van de politie kadert in een gerechtelijke opdracht, in tegenstelling tot een bestuurlijke opdracht, zoals verkeerd wordt beweerd door de stad .... Het gaat om vaststellingen en het optreden naar aanleiding van een misdrijf, waarbij de kosten die worden opgesomd door de stad toch wel inherent zijn aan het gerechtelijk optreden van de politie en de Wooninspectie. Het gaat helemaal niet om opvang van de bewoners en installatiekosten in een nieuwe woning, noch om vervoerskosten en/of stockeerkosten met betrekking tot het meubilair en de goederen van de bewoners cfr. art. 15 Vlaamse Wooncode. Het P.V. van de gerechtsdeurwaarder dat wordt bijgebracht heeft betrekking op een andere zaak waarbij dit wel het geval was. Dat dit ook in casu zou zijn blijkt niet uit de bijgebrachte stukken. Hier betreffen het immers stukken met betrekking tot de kosten van het inzetten van dienstwagens, interventies, kledij, materiaal, uurlonen van de politieambtenaren. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de voorbereiding van een actie, gecoördineerde actie, onder de voorbereiding valt van een gerechtelijke opdracht binnen de politietaak. Het gaat dan uiteraard niet op om bij elke gecoördineerde actie ter opsporing en vaststelling van een misdrijf, zoals ook bijvoorbeeld gebeurt bij drugacties enzoverder, de kosten "inherent" aan elke tussenkomst van politie ofinspectiediensten, te verhalen op de beklaagde voor de Correctionele Rechtbank. Indien het effectief zou gaan om bijvoorbeeld het opkuisen van achtergelaten afval door de gemeentelijke diensten, in het kader van een opdracht op grond van de Gemeentewet, is dit wel mogelijk. De aangehaalde casussen door de stad betreffen kosten die op een andere rechtsgrond berusten en andere feitelijke achtergrond hebben. De aangehaald rechtspraak van de 4C-kamer en de bevestiging in graad van beroep betreft een totaal andere zaak waarbij het om de afbraakkosten ging en herhuisvestingskosten van de bewoners. Het betreft een totaal andere feitelijk afweging. Uit de bijgebrachte stukken hier blijkt niet dat de gevorderde kosten, kosten betreffen om nieuwe huisvesting te verschaffen aan de bewoners van de onbewoonbaar verklaarde wooneenheden. Deze kosten werden immers niet aangestipt op de gevoegde lijst. Dat het om kosten zou gaan om de ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woning te ontruimen cfr. art. 15 Vlaamse Wooncode, blijkt evenmin.