Hof van Beroep Gent | 22-03-2012

Referentie:
WI 4071.050
Type rechtbank:
Hof van Beroep
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Omvang van de waarborg
Onderpand
Tijdstip ontstaan / inschrijving hypotheek
Ruimtelijke Ordening

De eerste rechter heeft terecht beslist dat de wettelijke hypotheek voorzien door artikel 20ter, 6de lid van de Vlaamse Wooncode niet enkel kan worden genomen op het onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van de veroordeling tot het uitvoeren van herstelwerken, maar op alle onroerende goederen van de veroordeelde. Uit deze bewoordingen (de parlementaire voorbereiding nvdr) blijkt dat het de wil van de decreetgever is dat de wettelijke hypotheek op de goederen van de nieuwe houder van het zakelijk recht ontstaat van zodra deze de verbintenis aangaat om de herstelmaatregel uit te voeren (zie artikel 20quater) en niet pas wanneer effectief tot ambtshalve uitvoering is overgegaan. Logischerwijze volgt hieruit dat het ook de wil van de decreetgever is geweest dat de wettelijke hypotheek op de goederen van de overtreder zelf ontstaat en kan worden ingeschreven vanaf het ogenblik dat voor de overtreder de verbintenis tot het uitvoeren van de herstelmaatregelen (en tot het betalen van de kosten van de ambtshalve uitvoering indien er niet spontaan wordt uitgevoerd) ontstaat, dit is van zodra er een uitvoerbare rechterlijke titel tot herstel bestaat. Het hof is van oordeel dat deze lezing, die strookt met de bedoeling van de decreetgever, niet strijdig is met de tekst van artikel 20ter, 6de lid van de Vlaamse Wooncode en bijgevolg verstaanbaar is met het principe dat wettelijke hypotheken, als afwijkingen van het beginsel van de gelijkheid onder de schuldeisers, strikt moeten worden geïnterpreteerd. Artikel 20ter, 6de lid zegt immers niets meer dan dat de kosten van de ambtshalve uitvoering worden gewaarborgd door een wettelijke hypotheek. Deze bepaling kan perfect aldus worden gelezen dat de wettelijke hypotheek reeds ontstaat en kan worden ingeschreven van zodra er een rechterlijke titel tot herstel is. Aan deze lezing dient, gezien de wil van de decreetgever, de voorkeur te worden gegeven. Deze lezing strookt ook met de rechtsleer die zich over deze problematiek heeft gebogen (T. Vandromme, "Een grotere slagkracht voor de Wooninspectie dankzij wijzigingen aan de Vlaamse Wooncode en het kamerdecreet, RW 2007-2008. 640, nr. 35).