Hof van Beroep Gent | 21-06-2013

Referentie:
WI 4071.027
Type rechtbank:
Hof van Beroep
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Bevoegde rechter
Wonen

- De vordering van de appellant in de geding inleidende dagvaarding voor de eerste rechter als dwangsomrechter die er toe, strekt te horen zeggen voor recht dat de herstelvordering haar “actualiteit” heeft verloren bij het vergunnen van een nieuwe bestemming, minstens bij het intern strippen van het pand, en dat “derhalve” de dwangsom wordt “ingetrokken” vanaf het moment dat de herstelvordering haar zin en bestaansreden had verloren vereist het onderzoek van de uitvoering van de hoofdveroordeling, nu dergelijke vordering in substantie inhoudt dat wordt aangevoerd dat aan de hoofdveroordeling is voldaan. In de motivering in de dagvaarding is ook niet aangevoerd dat de appellant meende in de onmogelijkheid te zijn om de hoofdveroordeling te voldoen. Tot de beoordeling van de uitvoering van de hoofdveroordeling is enkel de executierechter krachtens artikel 1395 Ger.W. en niet de dwangsomrechter bevoegd. De eerste rechter was ab initio niet bevoegd om van de vordering in de dagvaarding kennis te nemen en het hof is dit als dwangsomrechter in beroep evenmin. Het hof merkt volledigheidshalve op dat de onbevoegdheid niet door een aanpassing van de vordering in een conclusie kan worden rechtgezet, en stelt bovendien vast dat ook in de conclusie voor de eerste rechter nog steeds werd gevorderd vast te stellen dat de herstelvordering haar actualiteit had verloren.