Hof van Beroep Gent | 20-02-2015

Referentie:
WI
Type rechtbank:
Hof van Beroep
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Verhoor
Huiszoekingsbevel
Wonen
Renovatiehuurcontract
Verhoor
Gevolgen vastgesteld misdrijf huurovereenkomst
Wonen
Strafrechtelijk

De beklaagde wijst er terecht op dat de verklaring van … in de Engelse taal en de verklaringen van … in de Franse taal werden afgelegd en niet vertaald werden, maar de stelling dat deze verklaringen bijgevolg 'waardeloos' zijn faalt naar recht. Het feit dat een beklaagde de vertaling van stukken die niet in de taal van de rechtspleging zijn mag vragen, wat de beklaagde overigens niet doet, brengt immers niet mee dat deze nietig zijn en uit de debatten moeten worden geweerd. De rechter is er niet van ontslagen kennis te nemen van stukken die in een vreemde taal; zijn gesteld, en moet desgevallend de vertaling van de stukken bevelen. Het hof is de Engelse en de Franse taal echter voldoende machtig, zodat er geen redenen zijn om de vertaling van de stukken te bevelen. Het hof houdt rekening met de voormelde verklaringen.

 

Voor de woning aan de Veldstraat 23 te Ardooie kan de beklaagde zich niet beroepen op het feit dat een renovatiecontract met de huurders werd aangegaan. Dit contract voldoet immers niet aan de vereisten van artikel 8 van de Woninghuurwet. De uit te voeren werken zijn niet precies omschreven, de termijn ervan is niet precies bepaald en er zijn huurgelden verschuldigd. De beklaagde bleef bijgevolg wel degelijk verantwoordelijk dat de verhuring gebeurde in overeenstemming met de vereisten van de Vlaamse Wooncode. Hij liet duidelijk na dit te doen

 

… huurde de woning 2 in het pand …. Het gebouw vertoonde ernstige gebreken en de woning bleek ongeschikt, onder meer wegens risico op elektrocutie, afwezigheid van warm water en onvoldoende verluchting. De gebreken waren van die aard en omvang dat zij met zekerheid bij de aanvang van de huur al aanwezig waren. In die omstandigheden zijn er geen redenen om de vordering van de burgerlijke partij wat de teruggevorderde huurgelden betreft te verminderen, nu het genot dat hij had vanaf de vaststellingen op 15 juli 2010 puur theoretisch was. Het feit dat hij toen verklaarde dat hij tevreden was, staat deze beslissing niet in de weg, noch de omstandigheid dat niet blijkt dat hij werd geëlektrocuteerd, dat negatieve gevolgen van het gebrek aan verluchting niet worden bewezen of dat warm water ook met een waterkoker kon worden bekomen, zoals de beklaagde in zijn verweer stelt. De gewestelijke kwaliteitsnormen zijn een absolute minimumgrens waaronder geen verhuring mogelijk is, zelfs al zou de huurder er mee akkoord gaan. De vordering van de burgerlijke partij is op dit onderdeel integraal gegrond.