Hof van Beroep Gent | 17-12-2015

Referentie:
DE 009.2010
Type rechtbank:
Hof van Beroep
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Herstel van alle gebreken
Rechter beoordeelt opportuniteit / modaliteiten
Wonen
  • De voorheen bestaande wederrechtelijke toestand van het pand op stedenbouwkundig vlak is niet meer aanwezig: het pand werd van een meergezinswoning teruggebracht naar een eengezinswoning, wat de stedenbouwkundig vergunde toestand is.

Het herstel overeenkomstig artikel 5 Vlaamse Wooncode werd nog niet uitgevoerd, zoals de voormelde vaststellingen van de wooninspecteur aantonen. Op geen enkele wijze tonen de veroordeelden aan dat het herstel in die zin volledig werd uitgevoerd. Het vorderen van dit herstel is geen nieuwe herstelvordering, noch vormt het een uitbreiding van de herstelvordering. Het is een aanpassing aan de actuele toestand van het pand van de al ingeleide herstelvordering. De herstelmaatregelen van artikel 20bis Vlaamse Wooncode beogen als een bijzondere vorm van teruggave, de gevolgen van de door artikel 20, § 1, Vlaamse Wooncode bedoelde misdrijven teniet te doen en de krachtens artikel 5 Vlaamse Wooncode vastgestelde vereisten en normen te verwezenlijken. Uit de tekst van de artikelen 5, 20 en 20bis Vlaamse Wooncode, hun ontstaansgeschiedenis en de doelstellingen van de decreetgever volgt dat het gevorderde herstel in hoofdorde tot integraal herstel moet strekken, dit wil zeggen tot het wegwerken van alle gebreken aan het onroerend goed teneinde het te laten voldoen aan de vereisten en normen vastgesteld krachtens artikel 5 Vlaamse Wooncode; behoudens een vastgesteld integraal herstel, mag de vordering slechts worden afgewezen in het geval van kennelijke onredelijkheid. Indien het integraal herstel, dat strekt tot het wegwerken van alle gebreken aan het onroerend goed teneinde het te laten voldoen aan de vereisten en normen vastgesteld krachtens artikel 5 Vlaamse Wooncode, als principiële herstelmaatregel volgens de rechter niet mogelijk is, dient de alternatieve maatregel van de herbestemming of de sloop te worden bevalen; uit het alternatief karakter van de herstelmaatregel van herbestemming of sloop volgt dat indien de rechter vaststelt dat deze herstelmaatregel niet kan worden bevolen omdat niet blijkt dat de stedenbouwkundige toestand van het onroerend goed het bevelen van een Integraal herstel belet, hij ertoe gehouden is het Integraal herstel als principiële herstelmaatregel te bevelen, behoudens kennelijke onredelijkheid. De omstandigheid dat deze vorm van herstel in de procedure bij verstek niet werd opgelegd, aangezien op het pand toen een stedenbouwkundig misdrijf rustte, brengt niet mee dat het integraal herstel op verzet en In hoger beroep niet meer zou kunnen worden bevolen.

Het feit dat de veroordeelden een andere bestemming aan het pand hebben gegeven, zoals bevolen in het verstekvonnis van 26 mei 2014, brengt niet mee dat de herstelvordering die ertoe strekt het pand te laten beantwoorden aan de vereisten van artikel 5 Vlaamse Wooncode niet toelaatbaar is omdat de veroordeelden volledig zouden voldaan hebben aan het bevel In het vermelde vonnis. De wooninspecteur voert met deze herstelvordering enkel zijn wettelijke bevoegdheid en taak uit, overeenkomstig artikel 20bis, § 2, Vlaamse Wooncode en op grond van artikel 20bis, § 1, Vlaamse Wooncode.

 

  • Gelet op het lange talmen van de veroordeelden om tot het volledig uitvoeren van de herstelmaatregelen over te gaan, wordt terecht de verbeurte van een dwangsom gevorderd bij niet naleving van de bevolen herstelmaatregelen. De hierna uitgesproken modaliteiten vormen een gepaste en noodzakelijke aansporing van de veroordeelden. Het opleggen van de dwangsom brengt de veroordeelden niet in een "wettelijke onuitvoerbare situatie omdat zij verplicht zouden worden "een misdrijf te plegen teneinde te voldoen aan de vordering en de dwangsom te ontlopen": dit arrest vormt precies de titel waarmee de veroordeelden de herstelmaatregelen kunnen uitvoeren, ongeacht het feit dat een ander persoon eigenaar Is van het pand.

De lange tijd sinds dewelke de veroordeelden al konden overgaan tot uitvoering van de herstelmaatregelen en de ruime uitvoeringstermijn welke hen thans hiertoe nog wordt verleend, brengen mee dat er geen reden is om bij toepassing van artikel 1385bis, laatste alinea, Gerechtelijk Wetboek nog een respijttermijn te bepalen waarna de veroordeelden pas de dwangsom zullen kunnen verbeuren.