Het bijzonder opzet van de beklaagde staat vast, nu hij immers doelbewust onveilige woningen – die absoluut niet voor verhuring geschikt waren – toch voor geld (en niet uit loutere menslievendheid) verhuurde (en dus een abnormaal profijt beoogde) aan personen die in werkelijkheid geen andere keuze hadden dan in dergelijke panden hun intrek te nemen, gelet immers op hun precaire en of onwettige administratieve toestand – gegeven waar hij zich naar het oordeel van het Hof bewust was.