Het Hof merkt ook nog op dat de eerste beklaagde zich onmogelijk kan verschuilen achter de anti-discriminatiewetgeving om zijn verhuring aan personen met een vreemde nationaliteit te verantwoorden: hij was immers nooit verplicht een woning met gebreken te verhuren, maar kon evengoed het nodige gedaan hebben voor het bewoonbaar maken van het verhuurde pand.