Hof van Beroep Gent | 05-06-2015

Referentie:
WI
Type rechtbank:
Hof van Beroep
Jurisdictie:
Gent
Trefwoorden per materie:
Herstel door niet-eigenaar
Rechter beoordeelt opportuniteit / modaliteiten
Wonen
  • Ten onrechte voeren de beklaagden aart dat de herstelvorderingen zonder voorwerp zijn geworden door de verkoop van het pand op 8 oktober 2013, minstens vanaf 3 november 2013, datum waarop de kopers het pand zijn gaan bewonen.

De verkoop brengt niet mee dat de overtreder niet meer gehouden kan zijn om het herstel uit te voeren. De herstelvordering geldt in personam, dit is, zelfs enkel, ten aanzien van de overtreder, die de beklaagden zijn, maar de herstelmaatregel geldt in rem, dit is voor het pand waarop de bewezen inbreuk op het niet voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woningkwaliteitsvereisten betrekking heeft, teneinde te bewerkstelligen dat dit op rechtmatige wijze opnieuw op de woningmarkt ter beschikking is. Het is aldus niet relevant dat de beklaagden thans geen zakelijke rechten meer hebben op het pand

 

Enkel het integrale herstel, dat wil zeggen tot het wegwerken van alle gebreken aan het onroerend goed teneinde het te laten voldoen aan de vereisten en normen vastgesteld krachtens artikel 5 Vlaamse Wooncode, kan de voor de rechter gevorderde herstelmaatregel zonder voorwerp maken. Behoudens bewijs van het tegendeel geldt alleen het proces-verbaal van uitvoering als bewijs van het herstel en van de datum van het herstel. De beklaagden hebben tot op heden niet de controle gevraagd zoals bepaald in artikel 20bis, § 6 Vlaamse Wooncode, zodat zij niet kunnen toegelaten worden tot het tegenbewijs. Het enkel feit dat het pand door de nieuwe eigenaars wordt bewoond volstaat evident niet tot bewijs dat het pand integraal is hersteld.

 

  • De beklaagden betwisten als dusdanig de gevorderde herstelmaatregelen niet, doch stellen in ondergeschikte orde, waar zij de vordering tot het opleggen van een dwangsom betwisten, dat deze te vaag omschreven zijn.

Anders dan de beklaagden van mening zijn, zijn de gevorderde herstelmaatregelen niet vaag: overeenkomstig artikel 20bis, § 1, eerste lid Vlaamse Wooncode wordt gevorderd aan het pand een andere bestemming te geven overeenkomstig de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) of om de woning te slopen, tenzij dit verboden is. Dit laat de beklaagden voldoende toe te weten wat zij moeten doen om aan het gevorderde herstel tegemoet te komen.

 

De beslissing van de eerste rechter om de beklaagden te verplichten over te gaan tot het herbestemmen van het pand volgens een volgens de VCRO vergunde staat is correct. De eerste rechter liet evenwel na als andere alternatieve maatregel de sloop te bevelen. Het hof moet deze maatregel bevelen overeenkomstig artikel 20bis, § 1 Vlaamse Wooncode. Het feit dat enkel de beklaagden hoger beroep instelden staat dit niet in de weg: zij hebben daardoor de keuze, zodat dit hun toestand niet verzwaart.