- Ten onrechte voert de beklaagde aan dat hij niet kon weten dat “er in dit appartement gebeurlijk ook eigenaarsherstellingen moesten uitgevoerd worden” omdat de huurder “niets van zich liet horen". Gelet op de vastgestelde gebreken is het onwaarschijnlijk dat de huurder dit nooit aan de beklaagde als verhuurder zou hebben ter kennis gebracht. De verklaring van de huurder dat de beklaagde hiervan wel op de hoogte was, is dan ook geloofwaardig. De beklaagde voerde overigens bepaalde herstellingen wel of deels uit of liet die uitvoeren, zodat hij op dat moment zeker kennis kon nemen van de toestand van de woning.
Aldus staat vast dat de woning op 1 december 2011 niet voldeed aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten die door de Vlaamse regering worden bepaald, wat door artikel 5 Vlaamse Wooncode verplicht is gesteld voor elke woning.
- De wooninspecteur vordert de niet-nakoming van het bevel tot uitvoering van de herstelmaatregelen te sanctioneren met de verbeurte van een dwangsom. Gelet op het lange talmen van de beklaagde om tot het volledig uitvoeren van de herstelmaatregelen over te gaan, wordt terecht de verbeurte van een dwangsom gevorderd bij niet naleving van de bevolen herstelmaatregelen. De hierna uitgesproken modaliteiten vormen een gepaste en noodzakelijke aansporing van de beklaagde.
De lange tijd sinds dewelke de beklaagde al kon overgaan tot uitvoering van de herstelmaatregelen en de ruime uitvoeringstermijn welke hem thans hiertoe nog wordt verleend, brengen mee dat er geen reden is om bij toepassing van artikel 1385bis, laatste alinea, Ger.W. nog een respijttermijn te bepalen waarna de veroordeelde pas de dwangsom zal kunnen verbeuren.