- tegenstelling tot de eerste rechter, is het hof van oordeel dat het boven elke redelijke twijfel bewezen is dat beklaagde D. er tijdens de volledige voorziene incriminatieperiode (tussen 01.08.2015 en 20.10.2015) van op de hoogte was dat de door hem verhuurde ruimte (0/2) door buitenlandse arbeiders werd gebruikt als woning.
o een gedeelte van het magazijn onvergund werd ingericht als woning, bestaande uit een leef-/slaapkamer met keuken, een badkamer en twee toiletten. Uit de gevoegde foto's blijkt dat er ingrijpende aanpassingen werden doorgevoerd in het magazijn waardoor bewoning door meerdere personen mogelijk werd;
o bij aanvang huurcontract: reeds een achttal Slovaken woonden in het naastgelegen magazijn
o …
Het feit dat de tussen beklaagde D. en de huurder opgestelde 'bezettingsovereenkomst' sprake is van "een inkom met een ruim bureel en aanpalend een vergaderruimte met toilet en keukentje en aansluitend hieraan een opslagruimte welke toegang geeft naar de zijkant" doet geen afbreuk aan bovenstaande vaststellingen, waaruit het hof afleidt dat beklaagde D. wist dat het magazijn door buitenlandse arbeidskrachten gebruikt zou worden als tijdelijk verblijf/woonst