Rechtbank eerste aanleg Mechelen | 07-03-2016

Referentie:
WI 1073.027
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Mechelen
Trefwoorden per materie:
Rechter beoordeelt opportuniteit / modaliteiten
Burgerlijke rechter
Wonen
  • Gelet op de jarenlange, hardnekkige weigering van verweerders om de door de wooninspecteur gevraagde werken uit te voeren, lijkt de veroordeling door een rechtbank tot het uitvoeren van de herstelmaatregel op zich onvoldoende garanties te bieden voor een effectief herstel.

De bijkomende vordering van de wooninspecteur tot het opleggen van een dwangsom komt dan ook principieel gegrond voor.

Het bedrag van de dwangsom moet voldoende hoog zijn om te vermijden dat de veroordeelde in de verleiding wordt gebracht om de rechterlijke veroordeling te miskennen op grond van de overweging dat de verbeurte van de dwangsom hem minder nadeel zou berokkenen dan het voordeel dat hij kan halen bij miskenning van de rechterlijke uitspraak.

De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van 150,00 euro per (kalender)dag vertraging aan deze doelstelling tegemoet komt.

 

  • Verweerders wijzen op het feit dat het strafdossier door het openbaar ministerie geseponeerd werd met als motief "toestand geregulariseerd". Zij leidt hieruit af dat er thans geen sprake meer is van een misdrijf, zodat de herstelvordering van de wooninspecteur volgens haar als niet-ontvankelijk moet worden afgewezen.

Naar het oordeel van de rechtbank impliceert de seponering van de strafvordering door het openbaar ministerie geenszins dat er geen sprake (meer) zou zijn van een misdrijf.

Het staat de wooninspecteur vrij om, in de gegeven omstandigheden, zijn herstelvordering voor de burgerlijke rechter te brengen en daarbij zelf het bewijs te leveren van het bestaan van de beweerde inbreuken op de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (zie ook artikel 20bis, §5 van de Vlaamse Wooncode).