Rechtbank eerste aanleg Kortrijk | 17-02-2016

Referentie:
KO 004.2012
Type rechtbank:
Rechtbank eerste aanleg
Jurisdictie:
Kortrijk
Trefwoorden per materie:
Met toestemming
Gevolgen vastgesteld misdrijf huurovereenkomst
Wonen
  • 2. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten die het aanvankelijk proces-verbaal KO.66.13.6978/12 opstelden, inderdaad het kwestieuze pand, dat volgens hen "het uitzicht heeft van een oude schuur” en alwaar er niemand was ingeschreven, betreden hebben via "een opening in de voorgevel" (zie ongenummerd stuk in het strafdossier). Vervolgens gingen zij via een trap naar boven en op het einde van de gang op de eerste verdieping stelden zij vast dat er door middel van "stijlmuren" een compartimentering werd gemaakt. Éénmaal boven, bemerkten zij twee deuren, zowel aan de linker- als de rechterkant, alwaar zij aanklopten. Er werd door de bewoners opengedaan, waarop zij werden binnengelaten. Zij stelden vast dat er twee naast elkaar gelegen appartementen werden gemaakt die effectief bewoond werden door een negental personen van Roemeense origine. Tevens stelden zij vast dat deze woningen niet voldeden aan de woonkwaliteitsnormen van de Vlaamse Wooncode.

3. In tegenstelling tot hetgeen de verdediging van de beklaagde op heden voorhoudt, hebben de voorgaande verrichtingen geenszins de kenmerken van een huiszoeking: daar zij werden uitgevoerd in de woningen van de slachtoffers van de aan beklaagde ten laste gelegde feiten en deze slachtoffers de verbalisanten hebben binnengelaten in hun woning nadat deze verbalisanten aan de voordeur hebben aangeklopt, houden deze opsporingshandelingen geen enkele dwangmaatregel in, noch enige schending van de individuele rechten en vrijheden van deze slachtoffers, van de beklaagde of van enig ander persoon.

Deze vaststellingen gebeurden dan ook volledig rechtsgeldig.

4. Overigens, en voor de volledigheid, merkt de rechtbank nog op dat de beklaagde geenszins verduidelijkt hoe zijn recht op een eerlijk proces in casu zou zijn geschonden door de beweerdelijk nietige "huiszoeking", dit in het bijzonder gelet op het feit dat deze onderzoekshandelingen niet in zijn eigen private woning geschiedden, doch wel in de woningen van de slachtoffers van de aan beklaagde ten laste gelegde feiten.

 

  • De burgerlijke partij vordert de terugbetaling van zes maanden de maandelijkse huurprijs

aan 495,00 euro per maand, zijnde in totaal 2.970,00 euro, vermeerderd met de vergoedende rente vanaf 30.11.2012, de gerechtelijke rente en de kosten. Hij legt evenwel slechts stukken voor waaruit blijkt dat hij in de incriminatieperiode, in het bijzonder in de periode van 21.06.2012 tot 02.10.2012, drie maal een bedrag van 495,00 euro betaald heeft, namelijk op 09.07.2012, 12.09.2012 en 02.10.2012, en éénmaal een bedrag van 31,93 euro, dit als huurgeld voor de betrokken woning. Daar de overige door de burgerlijke partij voorgelegde maandelijkse betalingen buiten de incriminatieperiode vallen, kan hier uiteraard geen rekening mee worden gehouden.

Deze betalingen tonen het bestaan van een huurovereenkomst tussen partijen aan. Dit wordt overigens niet betwist door de beklaagde.

De niet-naleving van de gewestelijke woonkwaliteitsnormen bij het afsluiten van een huurovereenkomst brengt de nietigheid ervan mee, nu deze minimumnormen van openbare orde zijn.

De burgerlijke partij had zonder het misdrijf geen huurgeld hoeven te betalen, maar heeft

wel gedurende de drie maanden in kwestie het - door de slechte staat van de woning - beperkte huurgenot gehad. De schade die de burgerlijke partij door het misdrijf heeft geleden is gelijk aan het bedrag van de betaalde huur verminderd met een vergoeding voor het huurgenot; dit laatste bepaalt de rechtbank bij gebrek aan gegevens die een meer precieze raming toelaten en rekening houdend met de staat van het pand in billijkheid op 150,00 euro per maand.